Johannes Lemker (1589-1657)


Joannes Lemker werd in november 1589 geboren in Bentheim (West-Duitsland), als zoon van Arend Lemker en Gese. Joannes huwde aldaar op 23 juli 1617 met Adelheit Crouse. Na haar overlijden hertrouwde hij in 1650 te Vollenhove met Johanna du Sains (overleden in 1683). Zij was de weduwe van ds. Wilhelmus Lubbertus Sylvanus en afkomstig uit Vlaanderen. Uit het eerste huwelijk werden ten minste zeven kinderen geboren. Drie daarvan bereikten de volwassen leeftijd. Het tweede huwelijk bleef kinderloos. Joannes stierf in het voorjaar van 1657.

Joannes was afkomstig uit een familie van bestuurders. Zijn voorouders hadden het vice-kanselierschap in het graafschap Bentheim bekleed. Met het oog op een toekomstige bestuurlijke loopbaan ging hij rechten studeren aan de universiteit van Orléans maar hij maakte zijn studie elders af. Hij verbleef waarschijnlijk reeds in het buitenland toen Bentheim in 1607 werd getroffen door een verschrikkelijke pestepidemie, die aan honderden mensen het leven kostte. De pest maakte ook binnen de familie Lemker veel slachtoffers. Het weerzien bij zijn terugkeer, nadat Joannes zijn studie voltooid had, zal dan ook bijzonder trieste gebeurtenis zijn geweest. Veel van de mensen die hij destijds had achtergelaten, waren gestorven. Joannes vestigde zich in Bentheim als advocaat. Enige jaren later vertrok hij met zijn gezin naar de Republiek, waar de carrièremogelijkheden beduidend groter waren dan in Bentheim. Het gezin vestigde zich in Vollenhove, het bestuurscentrum van het gelijknamige kwartier. Joannes trad daar in dienst van de drost Johan van Raesfelt als advocaat-fiscaal. In die hoedanigheid trad hij namens de drost op als openbaar aanklager in rechtzaken. Deze functie werd doorgaans gecombineerd met het land- of drostenschrij versambt (secretariaat van de drost).

Waarom Joannes met zijn gezin juist in Vollenhove neerstreek, is niet duidelijk. Mogelijk had het te maken met hun band met de familie Van Westerholt, waarvan leden het drostambt van Bentheim en Vollenhove hadden vervuld. Joannes trad herhaaldelijk op als gevolmachtigde van de Van Westerholts. Het is eveneens niet uitgesloten dat Johan van Raesfelt met de Lemkers bekend was door zijn goederenbezit in het Bentheimse en hen, na zijn benoeming tot drost van Vollenhove, in 1619 de hint gegeven heeft naar Vollenhove te komen. In 1634 was Joannes als volmacht betrokken bij de overdracht van goederen behorende tot de heerlijkheid Lage in Bentheim aan Johan van Raesfelt. Opmerkelijk is overigens dat het landschrijversambt lange tijd overwegend werd vervuld door Bentheimse families. Op Petri-avond (21 februari) 1624 verkreeg Joannes het burgerschap van de stad Vollenhove en een paar dagen later werd hij benoemd tot stadssecretaris als opvolger van Egbert Rentinck. Het secretariaat van Vollenhove stond in aanzien. Het was met dat van de steden Deventer, Kampen, Zwolle, Hasselt en Steenwijk het enige waarvoor officiegeld betaald moest worden. Als stadssecretaris was Joannes nauw betrokken bij de stadsregering. Gedurende enkele jaren (1635-1638) was hij zelfs tevens burgemeester. Uit hoofde van die laatste functie bekleedde hij onder andere de commissiën van thesaurier (1635), heemraad (1637) en weesmeester (1637- 1639)

De stadssecretaris genoot een vast tractement van veertig goudgulden, exclusief een onkostenvergoeding van drie gulden voor papier. Dit salaris werd aangevuld met de 'leges' die aan hem moesten worden betaald voor het laten opmaken van een akte. Het burgemeesterschap leverde nauwelijks financieel gewin op; dit was veel meer een ereambt waaraan prestige ontleend kon worden. Op St. Antoniusdag (17 januari) 1626 werd Lemker opgenomen in de exclusieve St. Antoniusbroederschap die het proveniershuis ter stede bestierde, maar bovenal een ontmoetingsplaats was van patricische en adellijke Overijsselse families. In 1630 legde hij aan de Staten van Overijssel de eed op de advocatuur af. Opgenomen in het stedelijke patriciaat keek de familie uit naar een passende woonlocatie. Daarbij viel in 1626 het oog op het huis van de familie Bannier aan de Kerkplaats. Dit huis, gelegen tussen het huis van wijlen collega Egbert Rentinck en herberg 'de Cartouwe', lag op een steenworp afstand van Joannes' beide werkplekken, het stadhuis en het Oldehuis, de ambtswoning van de drost. Joannes kocht het huis en liet het vervolgens afbreken. Duidelijk geïnspireerd door de renaissancestijl van het in 1621 gereedgekomen stadhuis werd op de vrijgekomen plaats in 1627 een huis gebouwd met een zeer rijk uitgevoerde trapgevel. Een jaar later kreeg het huis aan de rechterzijde een monumentale ingangspartij met gebeeldhouwde stoeppalen. In de voorgevel werd het familiewapen - in rood een zilveren stappend lam - aangebracht en een huismerk, zoals in Bentheim gebruikelijk was. Beide waren in 1770 nog aanwezig maar zijn vermoedelijk in de Franse Tijd verwijderd. Het familiehuis dat de Lemkers hadden laten bouwen, heeft later de naam Voormalige Latijnse School gekregen. Het pand heeft echter nooit onderdak geboden aan het Latijnse onderwijs. In 1654 werd het achterste deel van de naastgelegen herberg 'de Cartouwe' aangekocht. Door Joannes' nakomelingen is het huizenbezit van de Lemkers aan de Kerkplaats nog verder uitgebreid.

De betrokkenheid van de familie Lemker bij het stadsbestuur van Vollenhove werd voortgezet in de persoon van Joannes' zoon Joan, die in november 1683 werd verkozen tot schepen. Joannes Lemker was de stamvader van zes generaties Lemker in Overijssel. Behalve in Vollenhove waren zij bestuurlijk vooral in Deventer en Kampen actief. De Overijsselse Lemkers stierven in 1869 uit met het overlijden van Petronella Everharda Lemker.

Auteur: Js. Mooijweer

Uit: Overijsselse biografieën
Geboren:   circa 1589 Bentheim (BRD)
Overleden:   circa 1657 Vollenhove
Vader:   Arend Lemker
Moeder:   Gese
Echtgeno(o)t(e):    Adelheit Crouse
Publicaties:   RAO, G.J. ter Kuile en D. Wijnbeek, Archieven derfamilie Vanlttersum, Zwolle 1956, inv. no. 511
Laatst bijgewerkt op:   26-03-2014