F. A. Hoefer (1850-1938)


Hoefer studeerde aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda en werd in 1871 benoemd tot tweede luitenant der artillerie en kreeg als standplaats toegewezen de vesting Naarden. In de periode 1875 tot 1878 doorliep bij de Krijgsschool voor Officieren te Utrecht, waarna hij geplaatst werd bij het eerste Regiment Veldartillerie te Arnhem in de rang van eerste luitenant. Als gevolg van een ongelukkige val van zijn paard werd hem in 1880 eervol ontslag verleend 'wegens lichaamsgebreken'. Nadien verdiende hij de kost, aanvankelijk als hoofdcommies bij de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, sedert 1882 als administrateur bij de Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij te Rotterdam en in 1885 werd hij tevens directeur van de Maatschappij voor Tijdaanwijzing.

Ondertussen was Hoefer, weduwnaar geworden van Clara Gewin, opnieuw gehuwd in 1890 met Cornelia Martina barones van Heemstra. Hij bemoeide zich allengs meer met de nationale monumentenzorg en in 1903 volgde zijn benoeming in de Rijkscommissie voor de monumentenbeschrijving. Tot de monumenten die mede door zijn toedoen behouden bleven, behoren het Drostenhuis te Zwolle, het Gothische Huis te Kampen, het stadhuis te Hasselt, het Reventer te Zwolle en het romaanse kerkje te Wilsum. In 1910 slaagde Hoefer er in om het met ondergang bedreigde kasteel Doorwerth te kopen en het te redden. Hieraan werd verbonden het Koninklijk Leger- en Wapenmuseum (later te Leiden en tegenwoordig te Delft).

Hoefer was eigenlijk altijd militair gebleven. Na het begin van de Grote Oorlog in 1914 werd hij in de rang van luitenant-kolonel belast met het commando van de interneringsdepots voor Belgische militairen te Kampen, Nunspeet, Gaasterland en Hattem. Hoewel hem in 1919 eervol ontslag was verleend, werd hij in 1928 bevorderd tot kolonel-titulair en verkreeg hij bij gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag - mede op grond van zijn museale arbeid - de titulaire rang van generaal-majoor. Het Legermuseum zal Hoefer nauw aan het hart gelegen hebben, maar evenzeer het Nederlandsch Openlucht Museum, waarvan de opening plaats vond in 1918 te Arnhem. Voor al de instellingen, waarbij hij zich betrokken voelde, beijverde hij zich in verschillende functies.

In 1894 was Hoefer toegetreden tot het bestuur van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, waarna hij tevens werd benoemd tot directeur van het Provinciaal Overijsselsch Geschiedkundig Museum te Zwolle, een dochterinstelling van de VORG. Hij bleef lid van het bestuur en directeur van het museum tot 1931. Binnen het bestuur nam hij een belangrijke plaats in. Daarnaast publiceerde hij op velerlei gebied. In de Verslagen en mededeelingen van de VORG publiceerde hij vele malen, voornamelijk betreffende monumenten. Zijn eerste bijdrage handelde over een Hattems onderwerp; Hattem was zijn geliefde woonplaats. Zijn meest bekende artikel was 'Eene bijdrage tot de oude plaatsbeschrijving van Zwolle', dat in de jaarbundel van 1908 verscheen en nog steeds van belang is.

Auteur: A.J. Gevers

Geboren:   14-04-1850 Sittard
Overleden:   07-10-1938 Zeist
Echtgeno(o)t(e):   Clara Gewin
Tweede echtgeno(o)t(e):   Cornelia Martina barones van Heemstra
Laatst bijgewerkt op:   06-03-2014