A.J. Blijdenstein

fabrikant, bestuurder en bosbouwer

Albert Jan Blijdenstein (1829-1896)


Albert Jan Blijdenstein werd op 15 maart 1829 geboren als zoon van Benjamin Willem Blijdenstein, textielfabrikant, en Catharina ten Cate. De doopsgezinde Blijdensteins behoorden toen al tot de machtigste textielfamilies. Naast hun industriële activiteiten waren ze actief in de politiek en op bosbouwkundig gebied. Dit laatste had te maken met de vele percelen grond die zij (en andere textielfabrikanten) bezaten en die waren verkregen als gevolg van de verdeling van de markegronden en door aankoop van grote stukken woeste grond. Albert Jan, voorbestemd tot het beroep van fabrikant, kreeg privélessen thuis, ging op kostschool in Deventer en deed praktijkervaring op in het bedrijf van zijn vader en op het kantoor van zijn oudere broer, de notaris Benjamin Willem, die later naam zou maken als bankier.

Al op 23-jarige leeftijd, in 1852, kwam Albert Jan aan het hoofd te staan van de firma Blijdenstein & Co. Tien jaar lang stortte hij zich geheel op het ondernemerschap, en niet zonder succes. Blijdenstein behoorde tot de eerste bedrijven waar stoomkracht werd toegepast. Na 1862 droeg hij taken over aan de zoons van zijn in 1852 overleden broer Jan Bernard en ging hij zich bemoeien met andere zaken, waaraan hij zijn latere bekendheid vooral te danken heeft. Albert Jan Blijdenstein breidde het al aanzienlijke grondbezit van de familie sterk uit. De heide- en woeste grond was niet duur en de winsten uit het bedrijf waren hoog. Hij ging zich op zijn landgoed Het Amelink in Lonneker bezighouden met verschillende takken van landbouw, waarbij hij graag experimenteerde, maar de bosbouw had zijn voorliefde.

Hij werd een specialist op het gebied van ontginningen van heidegronden en maakte gebruik van de nieuwste technieken. Veel heidegebieden werden door hem bebost, vooral met dennen. Ook verdiepte hij zich in de internationale literatuur op dit gebied. In 1866 begon Albert Jan Blijdenstein, die tot de liberalen behoorde, aan zijn politieke carrière. Tien jaar lang was hij lid van de Provinciale Staten van Overijssel en daarna van 1878 tot 1895 (tot één jaar voor zijn dood) liberaal afgevaardigde in de Eerste Kamer voor Overijssel. De bosbouw en de handel waren onderwerpen waar hij zich mee bezighield. Het particulier initiatief en de vrijhandel had hij hoog in het vaandel. Op bestuurlijk gebied bekleedde hij vele functies: hij was voorzitter van de Twentse Landbouwmaatschappij van 1872 tot 1876 en voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Enschede van 1879 tot 1895. Daarnaast was hij nog voorzitter van de Nederlandse Heide Maatschappij van 1889 tot aan zijn dood in 1896.

Met name in deze laatstgenoemde functie heeft hij zich onderscheiden. Het grote netwerk dat hij had opgebouwd wendde hij ook aan om zijn eigen belangen en die van zijn collega fabrikanten en –hereboeren op hoog niveau te beschermen. De oprichting van de Nederlandse Heide Maatschappij was voor een groot deel te danken aan A.J. Blijdenstein. Doel was het verlenen van technische hulp bij ontginningen, waarbij de economische belangen van de leden van de N.H.M voorop stonden. Blijdenstein, die al een groot maatschappelijk aanzien genoot en bovendien veel kennis bezat op het terrein van ontginningen en bosbouw, werd vrijwel meteen benoemd tot president. Zijn gezondheid (o.a. reuma en doofheid) vormde een ernstige handicap maar hij liet zich er niet door uit het veld slaan. Hij organiseerde op eigen kosten een studiereis naar Denemarken, om het Deense succes met duinbebossing af te kijken. Hij wist Staatsopdrachten voor ontginningen en bebossing, onder meer in het duingebied, te verwerven.

Deze opdrachten, die door Blijdenstein begeleid werden met zelfgeschreven verslagen en rapporten, waarmee politici overtuigd werden van de noodzaak van bebossing, gaven de N.H.M een goede start. Ook zette hij de organisatie van de N.H.M. op poten, benoemde een nieuwe directeur en wist hij van de pas opgerichte N.H.M. in korte tijd een sterke marktgerichte onderneming te maken. Ondanks zijn zwakke gezondheid, bleef hij zich tot het laatst toe inzetten voor de N.H.M. Met zijn doortastende stijl maakte hij niet altijd vrienden zodat, volgens zijn biograaf R.W. Jansen, enkele medebestuursleden na zijn dood in gedenkboeken een gekleurde geschiedenis van de N.H.M. optekenden, die geen recht deed aan de belangrijke rol van Blijdenstein. Albert Jan Blijdenstein overleed op 28 februari 1896 in Enschede.

Tekst: Redactie van deze website

Bron: R.W. Jansen. Een heide(ns) karwei: Albert Jan Blijdenstein, president van de Nederlandsche Heidemaatschappij 1889-1896. Almere, Enschede. Van de Berg, 2005.

Zie ook Biografisch Portaal
Geboren:   15-03-1829 Enschede
Overleden:   28-02-1896 Enschede
Vader:   Benjamin Willem Blijdenstein, fabrikant
Moeder:   Catharina ten Cate
Echtgeno(o)t(e):   Geertruid van Heek
Laatst bijgewerkt op:   26-08-2014