Claar Goudswaard (1918-2000)
Claar Goudswaard was van 1948 tot 1980 de eerste directrice die het bibliotheekwerk op het platteland van Overijssel van niets opbouwde tot een volwaardige bibliotheekorganisatie met een netwerkstructuur die een voorbeeld werd voor andere provincies. Ze had een onwankelbare, inspirerende visie op een inhoudelijk goed bibliotheeknetwerk.
Clara werd in 1918 in Rotterdam geboren en deed in 1937 eindexamen aan het Erasmus gymnasium; het gymnasium dat Bordewijk voor ogen stond bij het schrijven van de roman Bint. Ze werd leerling-bibliothecaris bij de bibliotheek van Schiedam. Dat betekende elke dag een uur fietsen van Rotterdam-Zuid naar Schiedam en weer een uur terug, weer of geen weer. In de meidagen van 1940 was ze weer thuis en daarna is ze benoemd in Leeuwarden. Daarna is ze in Den Haag de directeurscursus gaan volgen en heeft toen waarschijnlijk gewerkt in de bibliotheek van Voorschoten of Voorburg.
Ze werd op 1 april 1948 directrice van de op 17 maart 1948 opgerichte Stichting Centrale voor de Plattelandslectuurvoorziening in Overijssel, al snel Plattelandsbibliotheek voor Overijssel (PBO) genoemd, om in dorpen, onafhankelijk van de steden, het openbare bibliotheekwerk op een volwaardige wijze tot ontwikkeling te brengen. Ze vervulde deze functie 28 jaar lang, naast de secretaris-penningmeester Abraham van Uxem, met hem een hecht duo vormend.
Haar leven stond in het teken van dienstbaarheid. Ze wist een fantastische plattelandsbibliotheek op te bouwen en daarbij haar grote bibliotheekkennis te verenigen met persoonlijke aandacht voor de mensen om haar heen. In het bibliotheekwerk zag ze een mogelijkheid mensen dichter bij de cultuur te brengen. Ze praatte weinig over zichzelf, maar toonde veel belangstelling in het doen en laten van al haar medewerkers en wist hen te inspireren. Ze stimuleerde hen zich blijvend te ontwikkelen en open te staan voor maatschappelijke veranderingen. Welke problemen er ook mochten zijn, vele ervan konden worden opgelost dankzij haar inzicht, een goed woord of een bevrijdende lach. Gedurende haar lange carrierre werd ze aangesproken als ‘juffrouw Goudswaard’. Voor haar een geuzennaam omdat er liefde, vertedering en vooral achting en respect in doorklonk.
Ze stond garant voor kwaliteit. Tot aan haar afscheid heeft ze deel uitgemaakt van het ‘lectoraat’, dat de selectie deed van de boeken voor alle bibliotheken van de PBO (later PBC en daarna Centrale Bibliotheek Dienst West-Overijssel). Ze stimuleerde haar medewerkers veel te lezen en leidde wekelijks de boekbespreking waarbij alle bibliothecarissen een aanschafadvies gaven over nieuw verschenen boeken. Kennis van inhoud en kwaliteit was voor haar de basis voor het kunnen adviseren aan de lezers. De leerling-bibliothecarissen kregen naast de opleidingscursus in Enschede in een vertrouwde omgeving aanvullende ‘huislessen’, waarin veel meer kennis werd aangereikt dan voor het diploma was vereist. Ontdekte ze ergens manco’s in de kennis van haar leerlingen, dan werd dat door de deskundige en ervaren bibliothecarissen bijgespijkerd omdat ze van elke medewerker een allround bibliothecaris wilde maken. Veel medewerkers vertellen in “Herinneringen aan Claar Goudswaard” (Nijverdal, 2003) hoe cruciaal ze is geweest voor hun horizonverbreding en hoe dankbaar ze haar daar voor zijn. Als duo-directielid bouwde ze tot in de jaren zeventig onverdroten verder aan het netwerk van bibliotheken; meneer van Uxem als de slimme zakenman en kiene financier en juffrouw Goudswaard als het inhoudelijk geweten en als bewaker van de idealen.
Ze gingen uit van een netwerk van bibliotheken die samenwerken in een centrale en die op die manier een hoge kwaliteit in elke kleine en grotere plaats kond leveren. Daarbij gebruikmakend van de efficiency van een groot netwerk met één bestuur, met één personeelsbestand, met één collectie, met één begroting en één rekening. In een tijd toen er nog geen sprake was van enige automatisering ontwierpen ze handmatige administratiesystemen en vermenigvuldigingsmethoden voor de kaartcatalogi. Want ook elke bibliotheek beschikte over een volwaardige catalogus, waarin de bibliothecaris en de lezers op schrijversnaam, titel en trefwoord konden nagaan wat in de collectie aanwezig was. Op de centrale werd in de daar aanwezige ‘centrale catalogus’ opgezocht waar een niet aanwezige titel zich bevond en daar aangevraagd. Het waren pioniers, ontwerpers, bouwers en vooral werkers en dat verwachtten ze ook van hun bibliothecarissen, die met openbaar vervoer naar de bibliotheken in de provincie reisden en zelf de aangevraagde boeken, roulerende tijdschriften en hun administratie enz. moesten meenemen. Vindingrijk waren ze ook in het opstarten van bibliotheekvoorzieningen in de meest wonderlijke gebouwen. Maar na verloop van tijd had iedere plaats zijn eigen nieuwe gebouw, dat voldeed aan de hoogste eisen voor die tijd.
Vier jaar voor haar pensionering ging meneer Van Uxem met pensioen. Grote veranderingen in wetgeving en verschillen in inzicht over de hoofdlijnen van de rol en positie van de centrale en hoe je omgaat met de bibliotheken leidden tot een conflict met zijn opvolger. Claar Goudswaard vertrok, maar kwam gelukkig in 1988, toen de OBD haar 40-jarig bestaan vierde, weer een kijkje nemen en verheugde zich in de wijze waarop de OBD zich weer inzette voor de kwaliteiten van het ‘bibliotheekwerk ten plattelande’. Naast het werk vulde Claar Goudswaard haar leven met reizen en regelmatig theaterbezoek, toneelvoorstellingen en concerten. Ze wandelde en fietste graag. Na haar pensionering volgde ze nog jarenlang cursussen Spaans en ze las Spaanse literatuur. Ze zette zich in voor andere mensen en sprong bij wanneer dat nodig was.
Na haar afscheid was ze in Zwolle blijven wonen, de laatste jaren van haar leven in het appartementencomplex de Zalnéflat, waar ze – het bloed kruipt waar het niet gaan kan – het samenraapsel van boeken grondig saneerde en omvormde tot een aantrekkelijke bewonersbibliotheek. Hartklachten na een heupoperatie leidden tot haar dood op 28 oktober 2000.
Auteur: Gees Bartels-Martens